Herdenkingsmonument

Gebeurtenissen op dinsdag 14 november 1944
Om half een ’s middags stopten enkele Duitse legertrucks met daarin vijf verzetsmensen, tien leden van het vuurpeloton en de chauffeurs. Onder veel kabaal gingen de Duitse militairen en de ter dood veroordeelden de dijk op. Na het voorlezen van hun doodvonnis werden zij terechtgesteld. Twee toevallig passerende voorbijgangers, te weten Piet Overeem, bakker en Jan Vermeulen, boekhouder, werden verplicht getuige te zijn van de fusillade. De moeder van Hennie van de Wetering was even een boodschap doen bij Aart van Ginkel die een paar honderd meter verder langs de dijk woonde. Op de terugweg zag zij slapende jongens, althans dat dacht zij een moment. Maar de gruwelijke werkelijkheid drong snel tot haar door. De lichamen zijn langs de weg gelegd ter afschrikking van voorbijgangers. 

Na de fusillade stopte een legerwagen bij het gemeentehuis en een hoge officier, waarschijnlijk Herbert Neumeier, die meldde dat er ‘funf terroristenwaren erschossen’. Kolenboer Jan Hoogeweg heeft ze in opdracht van veldwachter Teunissen opgehaald en naar de begraafplaats in Renswoude gebracht.

De aanleiding van deze moordpartij
Het verzet had tegenover restaurant De Dennen een ondergronds hol wat zij ‘De Put’ noemden. Er pasten wel dertig man in. Er zaten mensen van de ondergrondse. Maar ook gestrande piloten konden hier onderdak vinden. In oktober 2014 zijn de laatste resten van dit hol verdwenen, omdat het waterschap de beek weer laat meanderen en de beek juist door de plek is gegraven waar de put lag. Ooggetuige Hennie van de Wetering lag ziek in bed beneden in het kleine kamertje rechts in het restaurant De Dennen en zag als 10 jarige jongen een paar keer wat bezigheden aan de overkant. Hij vertelde dit aan zijn vader. Die zei dat het arbeiders waren.

Op zaterdag 11 november was het zover. Een Duitser van de organisatie ‘Todt’ kwam langs. Waarschijnlijk wist de ondergrondse dat. Hij werd overvallen, omdat men hem zijn geweer afhandig wilde maken. Ze probeerden hem te verdrinken in een poel langs de weg en sloegen hem met een klomp op zijn hoofd. De Duitser wist zich los te werken en rende langs de dijk naar het zuiden, waar toen een pad liep. De verzetsmensen renden een stuk mee op de dijk tot waar ze hun wapens hadden liggen. Ze grepen die en gaven hem een salvo met een stengun, dat volgens Hennie van de Wetering van ‘ratatata’ ging. De Duitser viel, maar stond weer op, rende terug richting De Dennen en onderweg kreeg hij nog een salvo te verduren . Hij viel vlak voor De Dennen neer en riep ‘hilfe, hilfe’, maar bleef gewond liggen. Het was een “gatenkaas” aldus Hennie van de Wetering. Toevallig kwam op dat moment een Rode Kruiswagen langs. De Duitser werd opgelapt en vervoerd naar Utrecht. De Duitsers deden een oproep om de daders te pakken te krijgen, maar zonder resultaat. Naspeuringen om te weten wie de aanslag gepleegd had leverde niets op. Toen werden vijf “todeskandidaten” uit de gevangenis aan het Wolvenplein te Utrecht gehaald en in Renswoude op 14 november 1944 terechtgesteld.

Andreas Johannes Antonius van Oijen
Andreas was 25 jaar geboren in Den Haag. Zijn beroep was monteur. Andreas was werkzaam in Frankrijk, maar weigerde om daar nog langer voor de vijand te werken. Daarom ging hij terug naar Den Haag en dook onder. Hij werd actief in het verzet, waarvoor hij vervoer regelde van wapens. Hij werd opgepakt op 4 oktober 1944. Hij is op 22 oktober 1945 herbegraven op het ereveld in Loenen nabij Apeldoorn.

Pieter Marinus Oltmans
Piet, 29 jaar, van beroep kantoorbediende, geboren en wonende te Amsterdam, had twee broers, Wouter en Frank. Piet was vrijwilliger als Rode Kruis soldaat en heeft gediend tijdens de mobilisatie. Hij deed tijdens de oorlog illegaal werk , want hij wilde het vaderland dienen. Piet heeft nog getracht over te lopen naar de geallieerde troepen en spioneerde volgens opgave van de Duitsers. Zijn ouders hebben niets meer van hem vernomen sinds hij uit huis vertrok, tot het overlijdensbericht kwam. Hij werd in Renswoude begraven, maar zijn stoffelijk overschot is op 10 september 1945 opgegraven en overgebracht naar het ereveld in Loenen.

Matthijs van Ommeren       
Matthijs, 19 jaar is geboren in Zoelen als zoon van de smid, Matthijs stond bekend als een fanatieke knul. Hij had een oudere broer en zuster, was de jongste uit het gezin en leerling aan de MTA te Utrecht. Hij werd in 1942 (op 17-jarige leeftijd) lid van de L.O. (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) en werd in 1944 voorzitter van de L.O. afdeling Zoelen. In datzelfde jaar 1944, was hij lid van de Knokploeg en gestationeerd in Maarn, waar hij werd getraind door een Kapitein van het Nederlandse leger. Hij zorgde voor distributiekaarten voor onderduikers en bracht geallieerde piloten uit bezet gebied naar de vrije overkant van de Waal bij Echteld. Matthijs werd gepakt toen hij op zoek was naar een boot in het Sperrgebiet bij Varik. Hij vluchtte op de fiets, maar werd gegrepen en zwaar mishandeld. Hij zat gevangen in een arrestantenlokaal achter De Oude School in Zoelen. Vrienden wilden hem bevrijden, maar daar wilde hij niet aan meewerken. Hij was bang dat de Duitsers uit wraak een aantal onschuldige Zoelenaren zouden doodschieten. Hij werkte samen met lotgenoot Fekko Ebbens. Matthijs ligt begraven in Zoelen.

Christiaan Ferdinand Frans Frohn
Frans (schuilnaam Jan van der Zee), 18 jaar en geboren in Antwerpen was student en wilde toetreden tot de Prinses Irene brigade. Hij deed illegaal werk vanaf zijn 16e. In het begin van de oorlog is hij opgepakt in Oostende en is drie keer ontsnapt. Hij was zeer geliefd onder zijn schoolkameraden en een fel tegenstander van de moffen tirannie. Geen onderneming was hem te gewaagd om zijn doel te bereiken. Hij durfde tot in het kamp van de vijand door te dringen om inlichtingen te verkrijgen voor zijn leiders. Op een dag ging hij zelfs verkleed in een Duits uniform richting Duitsland. Zijn broer maakte zich ernstig zorgen over hem. Frans zag het allemaal als een groot avontuur en had volstrekt  geen besef van het gevaar wat hij liep. Noch zijn schooltijd  op de HBS, noch ernstige raadgevingen konden hem weerhouden. Van wat hij uitvoerde wisten zijn broer en moeder niets af. Bij een poging zwemmend de Waal over te steken dreef hij door de sterke stroming af. Hij werd opgepakt door de Duitsers die in grote getale aanwezig waren. De Duitsers lieten lampen schijnen over het water en ze beantwoordden schoten die vanaf de overkant werden gelost. Frans werd gevangen gezet in een ‘houtenbunker’ en de volgende dag overgebracht naar Utrecht. Nog geen vijf dagen later werd hij naar Renswoude getransporteerd en het resultaat is bekend. Frans Frohn ligt begraven in Bussum Zuid op de Rooms Katholieke begraafplaats.

Zijn vader is zeer lovend over Veldwachter Teunissen zijn woorden waren: “Hulde, grote hulde en diepe dankbaarheid wil ik wijden aan veldwachter Teunissen, die na een half uur de vijf lichamen weghaalde, hen waste en liet fotograferen”.

Fekko Jans Ebbens
Fekko, 32 jaar  en geboren te Midwolde was van beroep fruitteler in Zoelen, nabij Tiel. Hij had veel maatschappelijke functies, met name in de fruitteelt en de imkerij. Zijn bedrijf was een voorbeeld van moderne fruitteelt. Tijdens de oorlog werden al voorbereidingen getroffen om ‘Den Nederlandsche Landbouw ‘in nieuwe banen te leiden en Ebbens had hierin een leidende rol. Ebbens was erg actief in het verzet. Hij stelde zijn huis, dat ‘De Wildt genaamd werd, open als doorgangshuis voor geallieerde piloten die vanuit de Veluwe doortrokken naar het bevrijde Land van Maas en Waal. Hij herbergde ook onderduikers, het werd een waar hoofdkwartier van de verzetsbeweging in de Betuwe. Ook vanwege de vele radio- en telefoonverbindingen werd fruitbedrijf De Wildt belangrijk voor het Betuwse verzet. Op zijn grafsteen staat ‘door verraad gestorven’. Dit verraad was op aangeven van een Nederlander, genaamd Johannes Dolron, welke zeer slecht bekend stond. Dolron kwam op jeugdige leeftijd in aanraking met de politie, zijn vader was niet veel beter en stond in Gorinchem bekend als ‘Lappie’. Dolron kwam om een onderduikadres  vragen en heeft twaalf dagen op De Wildt gebivakkeerd. Daarna gaf hij alles door aan zijn Duitse meerderen. Kort daarna kwamen laat op de avond enkele Duitse militairen aan de deur. Zij hadden en opengevouwen landkaart bij zich en zij vroegen de weg.  Onder de landkaart hadden ze pistolen. Ebbens verwachtte ander bezoek, een crossing’ (piloten over de rivier brengen) en deed daarom de deur open . Ebbens keek niet op van zo’n vraag want hij woonde erg afgelegen. Iedereen werd gevangen genomen, alle afwezigen, zijn vrouw en verzetsmensen uit de Betuwe. De boerderij werd platgebrand. Ebbens nam alle schuld op zich, waardoor de anderen spoedig vrij kwamen. Er is een poging gedaan om hem los te kopen . De Duitsers gingen op de zaak in en vroegen 240.000 gulden. Er werd 100.000 gulden betaald,  voor het resterende bedrag werd door de Duitsers een garantieverklaring  geëist. Verder kwam het niet, want hij werd gefusilleerd. Fekko is begraven in Renswoude. In 1993 is een straat in Tiel naar F.J. Ebbens vernoemd. 

Het vuurpeloton
Het vuurpeloton stond onder leiding van Herbert Neumeier (1901) Hij was vele malen commandant van zo’n vuurpeloton. Zo ook hier in Renswoude. Na de oorlog kwam hij vast te zitten en naar zes jaar kwam hij vrij. Hij beriep zich “Befehl is Befehl” en “als ik het niet had gedaan kreeg ik zelf de kogel”. Alle tien namen van het vuurpeloton zijn bekend: Peisert, Mengel, Filbert, Van Nunen, De Wijs, Van d. Zwan, Fröhlich, Havenoth, Tewes en Van Joolen

Het Kruis
De vader van Frans Frohn was kritisch richting burgemeester Max Taets van Amerongen, toen hij in een radio-interview sprak over het eren van onze slachtoffers. Hij zei “Het heeft mij zeer droevig gestemd dat er op de plaats waar vijf geheel aan de zaak onschuldige jongemannen werden neergeschoten, door den burgemeester van Renswoude zelfs geen klein houten kruisje werd aangebracht, terwijl zij met hun leven toch alle inwoners van Renswoude hebben gered”. Immers, als deze vijf jongens niet daarvoor beschikbaar waren geweest, zouden inwoners van Renswoude “het lot van Putten hebben ondergaan”. Hij schonk voor het plaatsen van een houten kruis 25 gulden.

In 1946 is het eerste kruis gemaakt door Johan Lagerweij en het werd geplaatst aan de oostkant, beneden de Dijk. Je kon er toen met een boog langs fietsen. In de Jaren 80 werd de conditie van het kruis slechter en verdween zelfs helemaal. Voorzitter ‘Oud Renswoude’ Laansma attendeerde het gemeentebestuur hierop . Geurt Veldhuizen maakte het nieuwe witte kruis en de officiële onthulling vond plaats op 4 mei 1988. De jaarlijkse herdenking van de gevallenen vond daar toen eenmalig plaats. Burgemeester Hulst heeft er een krans gelegd en las de gegevens voor over wat toen bekend was.

Bron: “Het Ouwe Renswou” februari 2015
Beeldmateriaal: Al het beeldmateriaal op deze pagina is afkomstig van Oorlogsgravenstichting.nl